Aangezien ik er voor 'geleerd' heb :? zal ik het proberen te vertalen. Bijna alle voedingsmiddelen bevatten meer of minder vrije zuren, sommige meer zoals citroenen, die zijn meestal ontzurend, maar dit is niet de kern van het zuur-base verhaal, staat er eigenlijk een beetje los van.
Dat gaat ongeveer zo:
Tegenover de vrije zuren staan de gebonden zuren, stofwisselingszuren genoemd. Doorslaggevend zijn de mineralen. Metalen zetten zich tijdens de stofwisseling om in basen en niet metalen in zuur, dit gebeurt op cellulair niveau. Bij de stofwisseling van eiwit komt er veel metabolisch zuur vrij, dit wordt grotendeels benut, maar wat er overblijft moet worden afgevoerd/geneutraliseerd. Als deze aanvoer te groot is voor de afvoercapaciteit ontstaat verzuring.
Er zijn voedingsmiddelen die zich in het lichaam omzetten in metalen(calcium, natrium, kalium, magnesium, koper, ijzer en zink) en er zijn er die zich omzetten in niet metalen (zwavel, fosfor, chloor, stikstof, fluor, jodium en silicium)
De voedingsmiddelen met zuur overschot zijn de eiwitrijke geconcentreerde voedingsmiddelen zoals noten zaden pitten granen kaas vlees vis en zeevruchten.
Groenten en fruit hebben een basen overschot en zijn dan ontzurend.
De balans zou 70-30 of zelfs 80-20 moeten zijn in het voordeel van de basen uiteraard
Ben ik geslaagd!?!? :mrgreen: