Hoi Koen,
Voor mij geen krachtsport maar meer rustige niet al te zware beweging zoals: wandelen, fietsen en in de tuin werken.
Dit vond ik over de primitieve mens en beweging. Het gaat volgens mij niet zozeer alleen om kracht maar ook om behendigheid en uithoudingsvermogen.
Hoofdstuk 2.
De geschiedenis van de Indianen
Cabeza de Vaca zag de Indianen van Florida in 1527, en beschreef ze als: “Zeer goed gebouwd, zonder overtollig vet, erg sterk en erg kwiek.” Laudonniere beschreef dat “de meest oude vrouwen van het land met de jongere vrouwen dansten,“ en hij schreef verder “dat de behendigheid van de vrouwen zo goed was, dat ze over brede rivieren kunnen zwemmen, terwijl ze hun kind op een van hun armen meenamen. Ze beklimmen ook erg handig in de hoogste bomen van het land.” De Monts bewonderde het lichamelijk uithoudingsvermogen van deze Indianen, en dat dit “zo goed was dat ze urenlang zwemmen konden; dat ze eerder honger kregen dan dat ze moe werden, en dat “de mannen op een vis inde zee jaagden, en die ook vingen als die niet al te groot was.“
Wat betreft het hardlopen waren de meeste Indianen even goed daar in bedreven, en men zegt dat de primitieve krijger van de grote vlaktes een afstand 160 kilometer aan een stuk zou kunnen hardlopen zonder bijzondere tekens van vermoeidheid. De noodzaak voor slaap zou zich zelf uitwijzen voor de lichamelijke uitputting zich inzette, en het was alleen dit en eventuele honger, die een gedwongen pauze van de loop afdwong. Een lid van de stam zou bijvoorbeeld s’morgens op een dier gaan jagen, en kon de jacht voortzetten tot zonsondergang, totdat het dier uitgeput en gevangen was. De Indiaan was een mens die op snelheid gebouwd was – vrij, behendig en gracieus – en zijn lichamelijke kracht in het hardlopen werd reeds in het eerste contact met het volk opgemerkt door de blanke onderzoeker.
Price bestudeerde Indiaanse volkeren in het kustgebied, en in de bergen van Peru, en ook in het Amazone gebied, aan de uitlopers van de bergen. Die volkeren die hun inheemse voedsel gebruikten waren sterk en vitaal en hadden veel weerstand. Een onderzoek van een groepje van 25 Indianen uit de hoge bergen van het Uramba-dal, “onthulde het feit dat er niet een tand betroffen was door cariës, en dat op alle leeftijden, de tanden normaal en goed aanwezig
waren.” Men vertelde ons ook dat: “De Indianen van dit gebied in staat waren om de hele dag te lopen met honderd tot honderd en dertig kilo, en dat ze dit ook nog dagelijks deden. Ze kunnen goed tegen de kou, zoals Price schreef: “Ze kunnen goed door de vriezende nachten slapen met de poncho’s om hun hoofd en benen heen geslagen, en de voeten bloot.”
Hoofdstuk 5.
In de Aziatische landen.
Jenny Visser-Hooft, schrijft ook van hun onvermoeibare energie, ”dat de Hunza-koelie’s na een lange inspannende voettocht, s’avonds wild en krachtig gingen dansen.”
J. I. Rodale schrijft dat “de Hunza’s 35 kilometer per dag over bergachtig onregelmatig gebied kunnen lopen terwijl ze zwaar beladen zijn, en dan vervolgens tot midden in de nacht dansen op hun feestelijke pretmakende feesten, die tarnasha heten. Hij gelooft dat de Hunza’s te veel energie hebben, en dat het dansen een stabiliserende factor is.”
Hoofdstuk 6
De volkeren van Afrika.
Lander schreef: ”Alle lasten werden op het hoofd gedragen,
en vaak was er de gezamenlijke kracht van drie mannen nodig om een grote zware bundel met goederen van de grond naar de schouders van een van hun op te tillen, waarbij de verbazende kracht van de Afrikaan te zien was. Sommige vrouwen droegen lasten op hun hoofd die zelfs te zwaar zouden zijn voor een muildier, en kinderen van hoogstens 5-6 jaar droegen lasten achter hun aan die nog te zwaar zouden zijn voor een volwassen persoon uit Europa.”
Hoofdstuk 9
De oorspronkelijke bewoners van de Marquesa Eilanden.
De mensen van dit volk konden uitzonderlijk makkelijk in bomen klimmen en over rotsen lopen, maar in de zee waren ze zeer vlug en waren daar in het meeste thuis. Ze leerden reeds als kind te zwemmen en vele van de volwassenen besteedden de helft van hun uren dat ze wakker zijn in het water. Een aantal er van zwom het grootste gedeelte van de dag rond het schip, zonder er moe van schijnen te worden. Ze aten zelfs hun maaltijd in het water zoals kokosnoot, broodfruit, en bananen, die aan het uiteinde van een stok waren vastgebonden, en die iedereen meenam naar de zee. Zo zwemmend in de zee, alleen met hulp van hun voeten, konden ze makkelijk een kokosnoot openen en eten.
http://selfmatters.nl/wp-content/uploads/primitievemens_nl.pdf